Oprichters kunnen in deze gevallen hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden:
1. Financiële verbintenissen van de vennootschap tot 3 jaar na oprichting
De oprichters van een coöperatie moeten zorgen dat hun vennootschap bij de oprichting een eigen vermogen heeft dat samen met andere financieringsbronnen (bankiers, participatiefondsen, leveranciers …) toereikend is. Dat wil zeggen: je bent in staat om de voorziene activiteiten uit te oefenen zonder in financiële ademnood te komen waardoor de schuldeisers bij een faillissement in de kou zouden blijven staan.
De wet zegt hoe dat financieel plan, dat over minstens twee jaar loopt, er qua vorm moet uitzien. Zie: Hoe maken we een goed financieel plan?
Gaat de vennootschap binnen de drie jaar na het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid failliet, en blijkt dat het bedrag van het aanvangsvermogen bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor een normale bedrijfsuitoefening over ten minste twee jaar? Dan kan dit plan op verzoek van de rechter-commissaris of de procureur des Konings bij de notaris opgevraagd worden.
2. Voor de schade die het onmiddellijke en rechtstreekse gevolg is van het uitspreken van de nietigheid van de vennootschap o.a omdat de oprichtingsakte fout of onvolledig is, er minder dan 3 oprichters zijn … omdat de inbreng in natura en/of nijverheid overgewaardeerd is.
Wat betekent “hoofdelijk aansprakelijk”?
Elke oprichter kan individueel gedwongen worden tot het betalen van de gehele schadeloosstelling, ook al zijn de anderen mee aansprakelijk. Derden kunnen dan m.a.w. naar keuze elk van de oprichters aanspreken om de volledige schuld te betalen. De oprichters moeten dan vervolgens maar onderling afrekenen wat ze individueel moeten dragen.