Een startup maakt veel kosten en geen winst. Je moet immers aanzienlijke investeringen doen en afschrijven, je maakt kosten voor marketing … terwijl de klanten de weg naar je coöperatie nog moeten vinden. Het is dus niet uitzonderlijk dat je de eerste maanden of zelfs jaren na de oprichting verlies lijdt. Om niet meteen in liquiditeitsproblemen te komen, moet je deze verliezen kunnen opvangen met wat de wet een ‘voldoende groot aanvangsvermogen’ noemt.
Als oprichters beslissen jullie welk vermogen jullie toereikend vinden om jullie activiteiten de komende jaren te kunnen uitvoeren: toereikend om jezelf te behoeden voor een eventueel bedrijfseconomisch débacle maar ook om schuldeisers te beschermen. Hoeveel toereikend is? Dat bepaal je aan de hand van je financieel plan.
Wat zegt de wet?
De financiële buffer is niet alleen nodig, hij is ook verplicht:
“De oprichters zien erop toe dat de coöperatieve vennootschap bij de oprichting over een eigen vermogen beschikt dat, mede gelet op de andere financieringsbronnen toereikend is in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid” (art 6:4)
De wetgeving voorziet als standaard dat aandelen bij intrede voor de volle 100% moeten volstort worden. In de statuten van jouw coöperatie mag je hiervan afwijken en bv. bepalen dat aandelen maar voor ¼ volstort worden. Dat raden we af: dankzij de financiële inbreng van jouw vennoten kan je de cashpositie van jouw coöperatie versterken.
Doen:
- Staar je niet blind op de wettelijke drempels, zorg voor voldoende aanvangsvermogen door een goed financieel plan te maken. Als oprichter ben je trouwens verplicht om een uitgebreid financieel plan over te maken aan de notaris.
- Lees ook: Wat is eigen vermogen en hoe brengen we het bijeen? en In welke vorm mogen we het vermogen inbrengen?