Coöperaties stellen niet het vergoeden van risicokapitaal voorop, maar het bevredigen van de behoeften van mensen of organisaties. Ze vertrekken dus van andere principes, en natuurlijk hebben ze ook andere spelregels nodig dan ‘klassieke’ vennootschappen.
Andere principes
Coöperaties delen een aantal principes die hen onderscheiden van andere bedrijven. Zo is er het principe van het democratisch stemrecht: wie het meeste kapitaal inbrengt in de coöperatie, hoeft daarom niet het meeste zeggenschap te hebben. Of het principe van de dividendbeperking: aangezien het kapitaal de dienaar en niet de heerser in de coöperatie is, moet het niet noodzakelijk even hoog vergoed worden als in een klassieke onderneming.
De Internationale Coöperatieve Alliantie (ICA) heeft het over in totaal zeven principes die coöperaties kenmerken.
Andere spelregels
Een andere manier van economie bedrijven vraagt ook een ander statuut. Het spreekt haast voor zich dat klassieke ondernemingsstatuten zoals de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap (BV) geen geschikte vehikels zijn voor duurzame samenwerkingsverbanden waarin dienstverlening aan vennoten en/of de samenleving voorop staat.
Daarom kreeg de coöperatie in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen een volwaardige plaats naast drie andere basisvormen. Bovendien vind je ze terug in drie varianten: de erkende coöperatieve vennootschap (erkende CV), de coöperatieve vennootschap erkend als sociale onderneming (CV erkend als SO) en de Europese coöperatieve vennootschap (SCE). Bekijk ook het overzicht van de vennootschapsvormen.
De coöperatieve principes zijn goed verankerd in het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (van kracht sinds 1 mei 2019).
Sommige zijn van zogenaamd dwingend recht: je moet je er volgens de wet strikt aan houden. Je kan er statutair, noch in de praktijk van afwijken.
Andere zijn dan weer van aanvullend recht: de wetgever heeft ze facultatief gemaakt. Het Wetboek geeft weliswaar een standaardinstelling aan, maar je kan er gerust van afwijken op basis van jouw eigen visie en behoeften.
Van dwingend recht
Voorbeelden van belangrijke bepalingen van dwingend recht zijn:
- De coöperatie moet aan een welbepaalde definitie voldoen: hun belangrijkste doel is de behoeften van de vennoten te vervullen en/of hun economische/sociale activiteiten te ontwikkelen. Indien dit in de praktijk niet het geval is, kan elke belanghebbende aan de ondernemingsrechtbank de ontbinding van de vennootschap vragen.
- Het coöperatieve oogmerk en de waarden van de coöperatie moeten in de statuten beschreven worden, eventueel aangevuld met uitvoerigere toelichting in een intern reglement of een handvest. De wetgever verwijst hierbij uitdrukkelijk naar de zeven ICA-principes.
- Een coöperatie kan alleen aandelen met stemrecht uitgeven.
- De coöperatie moet op haar jaarlijkse algemene vergadering transparant zijn over het aantal vennoten dat in- en uitgetreden is.
- Een coöperatie is in tegenstelling tot een NV en een BV zogenaamd ‘meerhoofdig’: je moet minstens met drie vennoten zijn om een coöperatie op te richten.
Van aanvullend recht
Voorbeelden van belangrijke bepalingen van aanvullend recht zijn:
- Tenzij de statuten anders bepalen is aan elk aandeel één stem verbonden. Omdat de grootste kapitaalverstrekker hierdoor onomwonden de meeste macht krijgt, zullen coöperatieve statuten in de praktijk vaak van deze regel afwijken.
- Tenzij de statuten anders bepalen of de algemene vergadering bij hun benoeming anders beslist, worden de bestuurders bezoldigd voor de uitoefening van hun mandaat.
- Tenzij de statuten anders bepalen, stapt een vennoot uit aan de inbrengwaarde (m.a.w zijn financiële inbreng bij intrede) en neemt hij dus geen deel van de opgebouwde reserves mee. Dit is het verheven principe dat de vennoot de rentmeester is van de reserves van de toekomstige generatie vennoten, die op een solvabele coöperatie moeten kunnen terugvallen om op hun beurt in hun behoeften te voorzien.
Coöperaties die nog verder willen gaan in het statutair verankeren (en uiteraard het in de praktijk brengen) van de coöperatieve waarden, o.a. op het vlak van democratisch ondernemen, beperken van het winststreven en het uitdragen van de coöperatieve waarden, kunnen zich door de Minister van Economie laten erkennen voor de Nationale Raad voor de Coöperatie. Die kent een kwaliteitslabel toe, voorziet een aantal voordelen en geeft de coöperaties het recht om het beleid te adviseren over coöperatieve kwesties.